De keuze van de verbindingsmethode en het elektronisch interface is afhankelijk van de precisie van de beoogde meting.
Een RTD kan worden gebruikt volgens 3 verbindingswijzen: 2 draden, 3 draden of 4 draden.
Metingen met 2 draden
De meest eenvoudige verbindingswijze die echter leidt tot een afwijking die in verhouding staat tot de lengte van de kabel die voor de verbinding wordt gebruikt. Een standaard AWG24-kabel (85 Ω/km) veroorzaakt een afwijking in de orde van 0,42°C per meter verbinding voor een RTD-sonde Pt100.

De helling en de absolute waarde zijn van kleine getallen, met name wanneer we in overweging nemen dat de meetdraden die verbonden zijn met de sonde van meerdere ohm, of zelfs tientallen ohms kunnen zijn. Een kleine draadimpedantie kan leiden tot en aanzienlijke afwijking van onze temperatuurmeting. Een draadimpedantie van 10 ohm impliceert een afwijking van 10/0,385, ongeveer 26°C in dit geval.

Eén van de methodes om dit probleem te voorkomen, is het gebruik van een meetinstrument als brug. De meting via een brug, hier de Brug van Wheatstone, is een indirecte indicatie van de weerstand van de RTD. De brug vereist vier draden voor de aansluiting, een externe bron en drie weerstanden die een temperatuurcoëfficiënt gelijk aan nul hebben.

Metingen met 3 draden
De werkwijze met “3 draden” zorgt vaak voor voldoende meetkwaliteit voor de meeste industriële toepassingen. Deze werkwijze berust op de hypothese dat de weerstanden van de 3 draden gelijk zijn. Het gebruik van een AWG18-kabel (21 /km) leidt tot maximale afwijkingen van 0,4°C voor een verbinding van 100 m.


Om te voorkomen dat de drie weerstanden van de brug aan dezelfde temperatuur worden onderworpen als de RTD, wordt de weerstand van de brug gescheiden door een set verbindingsdraden. Deze draden recreëren hetzelfde probleem als we eerder hebben gezien: de impedantie van deze verbindingsdraden heeft een impact op het aflezen van de temperatuur. DIT effect kan tot een minimum worden beperkt door een configuratie met een brug met drie draden te kiezen. Als draden A en B dezelfde lengte hebben, zal hun impedantie-effect worden tegengegaan, aangezien elk van deze draden zich aan een tegenovergestelde zijde van de brug bevindt. De derde draad, met name draad C, fungeert als meter waar geen enkele stroom door loopt. De brug van Wheatstone die wordt voorgesteld in figuur 41 creëert een non-lineair verband tussen de wijziging van de weerstand en de weerstand van de meetspanning van de brug. Dit vereist een bijkomende vergelijking om de meetspanning van de brug om te zetten in equivalente impedantie van de RTD.

Metingen met 4 draden
Deze opstelling biedt de meeste precisie, aangezien de meetspanning wordt uitgevoerd ter hoogte van het actieve gedeelte van de sensor, met een elektronisch interface met hoge impedantie. De weerstanden van de verbindingskabels treden niet langer op bij een afwijking van de meting.

De beste techniek is het gebruik van een gekende stroombron en het meten van de spanning op de aansluitingen van de RTD op afstand. Aangezien geen enkele stroom door de draden voor het meten van de spanning circuleert, treedt er geen enkele spanningsval op en bijgevolg ook geen afwijking bij het meten van de weerstand. De afgelezen spanning op de voltmeter is rechtstreeks evenredig met de waarde van de weerstand van de RTD. De drie weerstanden van de brug worden vervangen door een referentieweerstand, waarmee de gegenereerde stroom precies kan worden afgelezen (figuur 42). Het nadeel bestaat erin dat hiervoor een extra draad nodig is in vergelijking met de brug met drie draden. Dat is echter een kleine meerprijs die moet worden betaald om de weerstand op precieze manier te meten.
