De verschijning van druk tussen ongelijksoortige metalen, waarvan de uiteinden een verschillende temperatuur hebben, houdt verband met de drie thermo-elektrische effecten in de metalen:
- Het Seebeck-effect: Thomas Johann Seebeck (1770-1831) kon als eerste bewijzen vastleggen voor de thermo-elektrische effecten van stroomopwekking, die zich voordoen in een circuit gevormd door twee metalen, waarvan de twee overgangen verschillende temperaturen hebben. Hij beschreef het fenomeen dat wordt opgewekt door een temperatuurverschil langs een homogene geleider; ditzelfde fenomeen zou dertig jaar later worden herontdekt door William Thomson, dit zullen we Thomsoneffect noemen.
- Het Peltiereffect: Op dertigjarige leeftijd liet Jean-Charles Athanase Peltier, een Frans fysicus (1785-1845), zijn baan als horlogemaker achter zich liggen om zich toe te legen op natuurkundig onderzoek; hij staat bekend om zijn ontdekking van het Peltiereffect in 1834: wanneer elektrische stroom door de overgang tussen twee geleiders van verschillende materialen loopt, zal de temperatuur stijgen of dalen, afhankelijk van de richting van de stroom; de hoeveelheid vrijgekomen of geabsorbeerde warmte is hierbij evenredig met de intensiteit van de stroom. Het is, in zekere mate, het omgekeerde van het Seebeck-effect. Bij het passeren van stroom kan dus warmte worden geabsorbeerd; dit effect wordt gebruikt in bepaalde kleine koelkasten of voor de afkoeling van elektrische circuits.
- Het Thomsoneffect: Dit effect werd ontdekt door Lord Kelvin (in die tijd nog William Thomson) – maar reeds beschreven door Seebeck -, die het bestaan van dit effect bewees door een experiment nadat hij het theoretisch had aangetoond Het is een soort Peltiereffect, maar dan tussen aaneengesloten delen van eenzelfde metalen staaf. Het Thomsoneffect heeft betrekking op de productie – of de absorptie – van warmte die wordt opgewekt door de passage van stroom door een deel van de geleider, als er sprake is van een temperatuurverschil tussen de uiteinden van het stuk metaal